Krappe arbeidsmarkt geen reden om werknemer met concurrentiebeding aan werkgever te binden
23 juni 2022
De verhouding tussen het aantal vacatures en werklozen wordt almaar schever. De kans dat een vacature onvervuld blijft is steeds groter. Veel werkgevers doen er dan ook alles aan om hun werknemers aan zich te binden. Bijvoorbeeld met goede arbeidsvoorwaarden of een leuke werkomgeving. Het transportbedrijf in de volgende zaak probeerde dit met een concurrentiebeding. De Hoge Raad stak hier echter een stokje voor.
Nadat een ex-werknemer van het transportbedrijf bij een concurrent van het transportbedrijf in dienst is getreden deed het transportbedrijf een beroep op het met de ex-werknemer overeengekomen concurrentiebeding. Daarmee hadden het transportbedrijf en de ex-werknemer bij aanvang van het dienstverband afgesproken dat de ex-werknemer na afloop van het dienstverband met het transportbedrijf gedurende één jaar niet voor concurrenten van het transportbedrijf zou gaan werken. De ex-werknemer had dit dus toch gedaan.
Gerechtelijke procedures volgden. Eerst bij de rechtbank, vervolgens bij het gerechtshof en uiteindelijk werd cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
In de procedures verzocht het transportbedrijf de ex-werknemer te verplichten om zich aan het concurrentiebeding te houden. De ex-werknemer verzocht om vernietiging van het concurrentiebeding.
Telkens moest dus een belangenafweging worden gemaakt. Een concurrentiebeding kan namelijk alleen geheel of gedeeltelijk worden vernietigd als de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld.
Volgens het transportbedrijf moet bij die belangenafweging worden meegewogen het belang van de werkgever om de werknemer nog een zekere tijd te binden zodat de werkgever de gelegenheid krijgt om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden zodat de bedrijfsvoering en de continuïteit van de onderneming niet in het gedrang komen, hetgeen ten koste zou gaan van het bedrijfsdebiet.
De Hoge Raad oordeelt dat dit niet zo is. Het belang van de werkgever om de werknemer nog een zekere tijd te binden speelt volgens de Hoge Raad géén rol bij de te maken belangenafweging. Oók niet als de werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden.
Het transportbedrijf moet dus op zoek naar andere manieren om werknemers aan zich te binden.